Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch David zeide tot Saul: [31]Wie ben ik, en wat is mijn leven, [en] mijns vaders huisgezin in Israel, dat ik des konings schoonzoon zou worden? 31. Hij wil zeggen: Ik ben veel te gering, dat ik eens konings schoonzoon zou worden. Aldus spreekt David ook 2 Sam.7:18.